Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen

 

Artikel 8
1
Als inkomen wordt aangemerkt:
a
voor de gewezen zelfstandige en de echtgenoot: de som van het inkomen uit of in verband met arbeid in het bedrijfs- en beroepsleven van hemzelf en zijn echtgenoot;
b
voor de alleenstaande gewezen zelfstandige: zijn inkomen uit of in verband met arbeid in het bedrijfs- en beroepsleven.
2
Als inkomen wordt voorts aangemerkt het inkomen uit het vermogen waarover de gewezen zelfstandige en zijn echtgenoot na de beëindiging van het bedrijf of beroep beschikken, met dien verstande dat daarbij een vermogen van ? 202 000 [Red: per 1 januari 2008: € 117.004,00.] buiten beschouwing blijft. Het inkomen uit vermogen wordt bepaald op 5% [Red: Bij Stcrt. 1996/247 is dit percentage m.i.v. 1 januari 1997 vastgesteld op 4%.] per jaar van het vermogen.
3
Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere en zonodig afwijkende regels gesteld met betrekking tot het inkomen, bedoeld in het eerste lid en in artikel 5, tweede lid. Daarbij kunnen tevens nadere regels worden gesteld met betrekking tot de vaststelling van het inkomen, bedoeld in het eerste lid en in artikel 5, tweede lid, alsmede de periode waarop de vaststelling betrekking heeft.
4
Onze Minister herziet het bedrag, genoemd in het tweede lid, met ingang van een door hem te bepalen dag, voor zover de consumentenprijsindex daartoe aanleiding geeft.
5
Onze Minister herziet het percentage, bedoeld in het tweede lid, zodra de rente-ontwikkeling daartoe aanleiding geeft.
6
Onze Minister stelt regels met betrekking tot de waardering van het vermogen, bedoeld in het tweede lid.


Jurisprudentie bij dit artikel

  • Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.

  • Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.
  •